IT-vendoren houden hun klanten graag zo lang en zo strak mogelijk ‘op de roadmap’. Als het klantenbestand het releaseschema van een leverancier volgt, upgraden ze en houden ze zich aan het aangeboden platform (of de toolset voor applicaties) en accepteren ze de meeste (zo niet alle) beschikbare mogelijkheden en functies, zelfs als ze niet alle softwaremogelijkheden benutten. De inkomsten voor de leverancier zijn gemaximaliseerd en ook de klant gaat tevreden weg. Nou ja, meestal. In werkelijkheid beginnen veel klanten hun enterprise IT-stacks aan te passen om extra functies te krijgen die beter zijn afgestemd op hun bedrijf. Deze stap heeft duidelijke voordelen, maar op de lange termijn is er een afweging in termen van compatibiliteit als de stack te scheef wordt. De vraag is dan, wanneer moeten bedrijven commerciële off-the-shelf (COTS) software kopen en wanneer moeten ze software op maat maken?
Allereerst moeten we niet vergeten wiens beslissing dit is. In het snel evoluerende landschap van informatietechnologie staan CIO’s aan het begin van een cruciaal besluitvormingsproces. Zelfgemaakte applicaties op maat maken of COTS-oplossingen van de plank halen, welke kies je wanneer?
Keuzes maken
“De beslissing tussen het ontwikkelen van zelfontwikkelde applicaties of het adopteren van COTS-oplossingen is niet alleen een technische beslissing. Het is een strategische noodzaak die het traject van de groei en innovatie van een bedrijf kan bepalen”, zegt Michael Bradshaw, SVP & global applications, data and AI practice leader bij Kyndryl. “CIO’s moeten de voordelen van maatwerk afwegen tegen de voordelen van standaardisatie. Evenzeer moeten ze de allure van controle met de belofte van baanbrekende innovatie vergelijken. Uiteindelijk moet de keuze in lijn zijn met de IT-strategie van het bedrijf en de overkoepelende bedrijfsdoelen. Dit om ervoor te zorgen dat welk pad er ook gekozen wordt, het leidt tot de empowerment van de onderneming en de realisatie van haar doelstellingen.”
Het inzetten van de juiste IT-strategie is emblematisch voor een breder strategisch dilemma waar moderne ondernemingen mee te maken hebben. Een uitweg wordt geboden door ondernemingen zoals Kyndryl, een IT-dienstverlener met ongeveer 80.000 werknemers en een omzet van 16 miljard dollar, die in 2021 is ontstaan uit IBM. De CIO van Kyndryl erkent het potentieel van disruptieve technologieën zoals AI en edge computing, maar hij is zich er ook van bewust dat er een flinke dosis extra vooruitziendheid nodig is.
Overstappen uit IBM
Zoals Bradshaw al eerder heeft opgemerkt, bood de Transition Service Agreement (TSA) van het bedrijf met IBM de mogelijkheid om een geschikt technologiepark te ontwerpen. Deze was bij uitstek geschikt voor het bedrijfsmodel en het alliantie-ecosysteem. Hij geeft openlijk aan dat de legacy systemen en tools, die in 40 jaar waren ontwikkeld en specifiek waren aangepast aan de behoeften van IBM, niet in staat waren om de langetermijnvisie van zijn team op een slanke, moderne en veilige bedrijfsomgeving te ondersteunen.
Kyndryl is niet de enige. Voor degenen die geen spin-off ondergingen, was verandering nergens duidelijker dan toen snelle besluitvorming nodig was tijdens Covid-19. In 2020 bleek uit de CEO Outlook Survey van KPMG dat meer dan 75 procent van de bedrijfsleiders de moderniseringsplannen met maanden of zelfs jaren versnelde als gevolg van de pandemie.
“Het verhoogde tempo resulteerde in een mix van zowel zelfontwikkelde als COTS-oplossingen. Hierdoor werden besluitvormers uitgedaagd om het aantal platforms en/of applicaties te minimaliseren. En uiteindelijk te kiezen hoe te stroomlijnen op basis van het bedrijfsresultaat dat ze aan het begin van de planning hadden geïdentificeerd”, legt Bradshaw uit. “Als zodanig kunnen de effecten op de rol van IT in het concurrentievermogen van organisaties nog steeds van invloed zijn op de operationele efficiëntie van bedrijven en het vermogen om bij te blijven met de steeds geavanceerdere technologieën van vandaag de dag.”
Toepassingen van eigen bodem
Als we kijken naar zelfontwikkelde toepassingen, herinnert Bradshaw ons eraan dat deze op maat gemaakt zijn voor specifieke bedrijfsbehoeften. Hierdoor kunnen bedrijven controle houden over hun technologische lot. Met name als een commerciële oplossing niet voldoet aan hun behoeften of als ontwikkelaars een oplossing kunnen verbeteren die een concurrentievoordeel oplevert.
“Ze kunnen worden ontworpen om te voldoen aan unieke processen en kunnen organisch meegroeien met het bedrijf. Deze aanpak heeft echter ook nadelen. De ontwikkelings- en onderhoudskosten kunnen onbetaalbaar hoog zijn… en het innovatietempo kan achterblijven omdat de interne middelen vaak beperkt zijn in vergelijking met de investeringen die grote softwarebedrijven in hun producten kunnen stoppen,” zegt hij.
De kosten van COTS
Aan de andere kant suggereert hij dat COTS-oplossingen zoals die van SAP, Workday en Microsoft vaak ‘een aantrekkelijk voorstel’ zijn. Waarom? “Omdat deze platformen het resultaat zijn van miljoenen dollars aan voortdurende investeringen en innovatie, waardoor ze aan de top van de technologie blijven. Voor Kyndryl was de beslissing om met deze commerciële applicaties in zee te gaan strategisch. Dit omdat ze zo gebruik kunnen maken van out-of-the-box functionaliteiten en gestandaardiseerde processen die de noodzaak voor uitgebreide aanpassingen minimaliseren. Deze afstemming stroomlijnt niet alleen de operaties, maar positioneert het bedrijf ook om te profiteren van strategische platforms om bedrijfsresultaten te stimuleren,” benadrukte Bradshaw. Hij maakt zijn standpunt duidelijk over de noodzaak om af te stemmen op de grote merken, maar misschien ook een scherp oog te houden op het interne ontwikkelingsteam voor aanpassingen.
Gezien het feit dat deze discussie waarschijnlijk op een case-by-case manier zal moeten worden afgewogen, is Gaurav Kumar, business head bij LatentView Analytics het ermee eens dat het nooit een kwestie is van het een of het ander.
Een glijdende schaal van grijs
“Tussen de hardware, software en vaardigheden die nodig zijn om een technologieoplossing te implementeren, staan de laatste twee centraal in de beslissing tussen kopen en bouwen. Het juiste antwoord ligt waarschijnlijk op een glijdende grijze schaal in plaats van op een binaire schaal,” zegt Kumar. “Ervan uitgaande dat de organisatie over alle vaardigheden beschikt, zal een zelfontwikkelde applicatie de beste use-case fit mogelijk maken met controle over maatwerk, planning van de roadmap, uitrol van functies en rolgebaseerde privacycontroles. De blinde vlek is echter het onbekende. De organisatie kan best practices, functionaliteiten die mogelijk worden gemaakt door nieuwe technologieën en upstream-downstream integratiemogelijkheden mislopen, om er maar een paar te noemen.”
Aan de andere kant is Kumar het ermee eens dat het licenseren van een COTS nog steeds heel zinvol kan zijn, vooral als de leverancier microservices en vaardigheden te huur aanbiedt om uit te rollen en te onderhouden in de omgeving van de klantorganisatie.
“Eventuele hiaten in de microservices kunnen mogelijk worden opgevuld door middel van de samenwerking voor het inhuren van vaardigheden, waardoor deze optie net zo aantrekkelijk wordt als de optie van een zelfgemaakte applicatie. Er is niet één goed antwoord op het COTS vs. homegrown applicatiedebat. Beide keuzes moeten worden afgewogen tegen wat de organisatie heeft, waar ze naartoe wil en hoe snel ze daar wil geraken.”
Het hangt er echt vanaf
Het is misschien enigszins frustrerend om erachter te komen dat ‘it depends‘ het antwoord is op onze vraagstelling hier. Toch is dat waarschijnlijk onvermijdelijk gezien de complexiteit van moderne cloud-native AI-gedreven IT-stacks met hun steeds ingewikkelder datatopografieën. Wat belangrijk is, is dat we de vraag hebben gesteld en dat we weten (als inkopers, CIO’s of praktijkmensen op het toetsenbord) dat er keuzes zijn. En ook dat deze mogelijk al invloed zal hebben gehad op de manier waarop de IT-services die we elke dag gebruiken, tot stand zijn gekomen.
Lees ook: SUSE-CEO: “Als je veilige software wilt, moet het open-source zijn”