De koers van Intel onder ex-Intel-CEO Pat Gelsinger werd al flink beïnvloed door staatssteun. Nu, onder opvolger Lip-Bu Tan, is deze invloed uitgemond tot een formeel belang in het Amerikaanse chipbedrijf.
Toen de Verenigde Staten, Europese Unie en elders hun chipindustrie de afgelopen jaren wilden opkrikken, was het devies: reserveer miljarden om chipbedrijven in binnen- en buitenland te charmeren tot een lokale investering in productielijnen. Er leek even niet eens een wapenwedloop te ontstaan. Zowel Intel als TSMC lieten hun interesse blijken in projecten binnen de VS, Europa en andere oorden waar subsidies te vinden waren. Die tijd is grotendeels voorbij.
Geen aard-, maar een geldverschuiving
Hoewel TSMC met een joint venture genaamd ESMC nog altijd chipfabricage wil uitbreiden in Europa (samen met Bosch, Infineon en NXP), is Intel van dergelijke ideeën afgestapt. De bestaande Ierse capaciteit blijft overeind, maar het personeel daar is net als bij wereldwijde Intel-collega’s in getal afgenomen. In het Poolse Wroclaw en Maagdenburg in Duitsland komt echter helemaal geen Intel-fabriek.
Intel heeft de afgelopen maanden meermaals bevestigd dat het de Amerikaanse expansie wil doorzetten. Met name Arizona, waar ook rivaal TSMC aan het bouwen is, zal alsnog een gloednieuwe Intel Foundry-fabriek huisvesten. Die kapitaalinvesteringen zijn nog altijd fors en leveren bloedrode cijfers op die de opbrengsten uit client- en serverprocessoren wegstrepen. CEO Lip-Bu Tan stelde daarom dat er hoe dan ook een forse klant moest langskomen voor het toekomstige 14A-procedé, anders zou hij de investeringen daarin terug laten lopen.
Dit brengt ons bij afgelopen weekend. Nadat Amerikaans president Trump Lip-Bu Tan eerst had verdacht van belangenverstrengeling door Chinese banden, is hij de Maleisisch-Amerikaanse zakenman weer goed gezind. Sterker nog: nu gelooft Trump dermate in Intel dat zijn regering in zee gaat met het bedrijf door een 10 procent belang te nemen. Dat is wat kort door de bocht, zo blijkt.
Het merendeel van de 8,9 miljard dollar aan geldschieterij van de VS-overheid komt namelijk voort uit beloofde investeringen vanuit de US CHIPS Act. 5,7 miljard dollar om precies te zijn, het restant van het bedrag dat Intel geleidelijk heeft ontvangen de afgelopen jaren onder zowel Biden als Trump. De rest (3,2 miljard dollar) is afkomstig van het Secure Enclave-programma, tevens onderdeel van de CHIPS Act.
Wat verandert er echt?
Het verschil tussen de eerdere stand van zaken en het nieuwe staatsbelang zit hem dus in het feit hóé het geld Intel toekomt, niet dát het richting Intel ging. Toegegeven, Trump had sterke twijfels over de aard van de CHIPS Act, maar hij heeft het vóór deze ontwikkeling niet afgeknepen.
Het staatsbelang verandert het geld van een subsidie naar een investering, maar Intel blijft ontvanger en uitvoerder, terwijl de regering te Washington formeel als aandeelhouder op kan treden en niet als een informele stakeholder.
Het zet de verhoudingen scherp, maar is dus geen ‘bailout’ zoals gold voor sommige grote banken tijdens de financiële crisis vanaf 2008. In plaats daarvan moet deze stap zowel vertrouwen kweken in Intel (en de beurscijfers laten zien dat dit in een vroeg stadium werkte), als een waarschuwing zijn. Immers is Intel te belangrijk om te falen, en als het erop aankomt, te groot om dat te doen.