SAP-CEO Christian Klein acht het onnodig om binnen Europa net als in de VS een massale AI-gedreven uitbouw van datacenters te realiseren. Volgens hem levert een Europees equivalent van Stargate minder op dan een focus op de praktische toepassing van AI. Waarom?
Klein reageerde tijdens een mediagesprek op de Europese plannen voor een grootschalige AI-infrastructuur. Deze worden gekenmerkt door het voorstel om vijf “AI-gigafabrieken” te realiseren, waar veel steden om strijden. De SAP-CEO betwijfelt of dit noodzakelijk is.
Commoditisering van LLM’s
Volgens Klein worden LLM’s razendsnel een gemeengoed, ondanks de hoge systeemeisen voor baanbrekende AI-trainingsrondes. Hij wijst naar het Chinese bedrijf DeepSeek als voorbeeld, dat vriend en vijand verbaasde begin dit jaar met een vrij competitief model ten opzichte van OpenAI’s en Google’s beste opties.
In plaats van miljarden te investeren in infrastructuur suggereert Klein dat Europese sectoren zoals automotive en de chemische industrie zich moeten concentreren op praktische AI-toepassingen voor hun bedrijfsvoering. Deze aanpak zou volgens hem veel effectiever zijn dan het proberen bij te houden met Amerikaanse investeringsniveaus.
Overigens gebeurt dit al, zij het in een versnipperde vorm. Denk aan startups als Juvoly voor AI-spraakherkenning in het Nederlands of het door AMD overgenomen Silo AI uit Finland, dat zich sterk heeft gefocust op de ontwikkeling van taalmodellen in alle Scandinavische talen. Maar ook andere applicaties van AI zijn te vinden bij een medische innovator als Cradle, dat biologie programmeerbaar wil maken.
Op automotive-vlak, dat Klein expliciet noemt, is er minder positiefs te melden. Wellicht dat hij de huidige toewijzing van 20 miljard euro voor AI-infrastructuur binnen de EU liever naar dergelijke initiatieven ziet gaan: het verbeteren van accu’s, doorbraken met zelfrijdende auto’s, et cetera. Toch lijkt ook dat een strijd die Europa al stevig aan het verliezen is.
Grote investeringskloof
De cijfers spreken hoe dan ook boekdelen over de kloof tussen Europa en Amerika als het om AI-infrastructuur gaat. Amerikaanse techbedrijven hebben met veel bombarie het “Stargate”-plan aangekondigd met potentiële investeringen tot 500 miljard dollar. Europa heeft daarentegen zoals gezegd slechts 20 miljard euro, oftewel twintig keer minder, toegezegd voor de vijf AI-“gigafabrieken” op nader te bepalen locaties.
Deze verschillen kwamen al duidelijker naar voren toen Nvidia-CEO Jensen Huang tijdens zijn Europese tour in juni beweerde dat de AI-ontwikkeling van de regio werd tegengehouden door onvoldoende rekenkracht. Hij kondigde partnerships aan om Europa’s AI-infrastructuur te versterken met duizenden Nvidia-chips. Vanzelfsprekend heeft hij er een groot belang bij dat alle continenten wedijveren om de beperkte AI-hardware. Het drijft de waarde van elke Nvidia-GPU omhoog; de pikhouwelen in de AI-goudkoorts.
Moeten we Huang’s stelling daardoor volledig afwijzen? Het kan geen kwaad om op zijn minst ervoor te zorgen dat de verwachte vraag naar AI-toepassingen volledig binnen Europa te draaien is, ook al is dat op clouddiensten van Amerikaanse hyperscalers en met Amerikaanse chips.
Klein’s perspectief past hoe dan ook bij de bredere discussie over digitale soevereiniteit die Europa voert. Eerder dit jaar noemde hij plannen voor Europese datacenters om te concurreren met Amerikaanse cloudproviders al “onzinnig”. Hij benadrukte toen dat Europa’s hoge energiekosten dergelijke investeringen onaantrekkelijk maken. Ook dat blijft een beperking, zelfs met meer dan genoeg ambitie om de AI-uitbouw te realiseren.