2min

Tags in dit artikel

, ,

De Amerikaanse videogame-industrie heeft woensdag tegenover een federaal hof van beroep verklaard dat spelletjesmakers dezelfde rechten op vrijheid van meningsuiting hebben als filmmakers en uitgeverijen. De industrie wil dat een plaatselijk verbod op de verkoop van gewelddadige games aan minderjarigen ongedaan gemaakt wordt. Advocaten van de Interactive Digital Software Association, een organisatie die de Amerikaanse spelletjesindustrie vertegenwoordigt, stelden tegenover een panel van drie rechters van een federaal hof van beroep dat de restricties in de regio St. Louis in strijd zijn met de grondwet.

Een videospelletje is, net als een film of boek, een vorm van expressie die door de grondwet moet worden beschermd, stelde IDSA-advocaat Deanne Maynard. De juriste doelde hierbij op de kunstzinnige kantjes van deze software, die veelal onder meer muziek en beeldende kunst bevat. Om haar argumentatie kracht bij te zetten toonde de industriegroep fragmenten uit diverse games.

Volgens Maynard schieten de maatregelen in St. Louis hun doel voorbij als het gaat om de bescherming van kinderen tegen gewelddadige spelletjes. Volgens haar werkt de huidige vrijwillige waardering op de geweldsschaal al goed genoeg. Spelletjes die volgens deze ‘rating’ bedoeld zijn voor volwassenen zouden goed zijn voor 13 procent van de totale verkoop in 2002. "Het is het verbranden van het huis om een varken te kunnen grillen", aldus de IDSA-advocate. Als er volgens haar al een oplossing moet komen, bestaat deze uit het beter informeren van de ouders over het huidige beoordelingssysteem.